Probleem voeding reptielen

Probleem voeding reptielen

Door fouten in de samenstelling van de voeding komen er vele aandoeningen voor bij reptielen, met name aan het skelet. Door eenzijdige voeding zijn tekorten aan vitaminen, mineralen, met name calcium, een veel voorkomend probleem. Dit artikel geeft achtergrondinformatie over slecht samengesteld dieeten en de gevolgen daarvan.Verkeerde voeding is bij reptielen vaak de oorzaak van een groot aantal problemen. Bij de samenstelling van een goed dieet dat is aangepast aan de eisen van de te houden diersoort is enige kennis toch wel noodzakelijk. Hopelijk draagt dit artikel daar in enige mate toe bij.  

Algemeen

Reptielen zijn koudbloedige dieren. Dit houdt in dat ze voor wat betreft hun lichaamstemperatuur afhankelijk zijn van de omgevingstemperatuur. Ook zijn het heterotherme dieren, die een groter ‘temperatuursgebied’ hebben waarbinnen ze kunnen functioneren. Dit in tegenstelling tot zoogdieren waarbij de lichaamstemperatuur binnen nauwe grenzen gehandhaafd wordt. (bijv. Hond: 38,0-39,0° C). (2,4) Zoals bekend is het metabolisme sterk afhankelijk van de lichaamstemperatuur. Bij hogere lichaamstemperatuur neemt de verbranding toe. Bij reptielen betekent dat de omgevingstemperatuur direct van invloed is op het niveau metabolisme en dus ook op de voedsel- en energiebehoefte. De energiebehoefte neemt toe bij activiteit, voortplanting, groei, eiwitsynthese en ziekte (2). Uit het voorgaande blijkt wel het belang van een optimale voeding, huisvesting en verzorging. In dit artikel beperk ik mij tot de voeding.

Het is belangrijk om zekere afwisseling of variatie in de voeding aanwezig te laten zijn en rekening te houden met de hygiëne. Bakjes e.d. mag men niet zomaar van het ene naar het andere terrarium verplaatsen. Voederdieren en -planten afkomstig van vervuilde locaties moet vermeden worden (bijv. de berm langs de weg, landbouwgrond waar misschien insecticiden gespoten zijn enz.). Ingevroren voedsel mag niet in de magnetron of in warm water ontdooit worden, maar kan beter, ruim voor het voeren, langzaam ontdooien in de koelkast.(1) Voedsel dat ontdooid is mag daarna NIET opnieuw ingevroren worden. Ook is het beslist af te raden om voedseldieren die niet opgegeten zijn simpelweg aan dieren uit een andere bak aan te bieden. Op deze manier zouden ziekten e.d. zich gemakkelijk door een populatie kunnen verspreiden.

De voeding dient zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht voldoende energie, aminozuren, mineralen en vitaminen te bevatten en moet op de juiste wijze verstrekt worden. Dieren die met volledige prooidieren gevoerd worden (bijv. slangen) behoeven geen supplementen, aangenomen dat de prooidieren zelf een goede voeding hebben gehad. (3,8) Als dieren echter uitsluitend met spier- of orgaanvlees worden gevoerd, of een herbivoor of insectivoor dieet krijgen, dient er wel een vitaminen/mineralenmengsel toegevoegd te worden. Men moet er rekening mee houden dat in een herbivoor dieet voldoende ruwvezel (bijv. hooi) aanwezig moet zijn voor een goede darmmotiliteit. Spinazie, rabarber, kool, broccoli, bietengroen, aardappelen, raapzaad en erwten bevatten oxalaten die calcium en sporenelementen kunnen binden waardoor, zeker als het voedsel toch al te weinig calcium bevat, een calciumtekort kan ontstaan.(8) Deze voedingsmiddelen moeten dus met mate worden verstrekt.

Bij het voeren van insecten moet men er aan denken dat deze veel fosfor maar slechts weinig calcium bevatten, waardoor het toevoegen van extra mineralen, maar vooral kalk noodzakelijk is.

Insecten die in de handel (bijv. de dierenwinkel) worden aangeschaft, zijn vaak uitgeput en bevatten weinig voedingswaarde. Het is dan ook af te raden deze insecten meteen na aanschaf op te voeren. Het is beter deze insecten enige dagen bij te voeren zodat men weet dat ze in ieder geval goed gegeten hebben. Een ander probleem betreft het toevoegen van het vitamine/mineralenpreperaat aan de insecten. Vaak doet men dit door de dieren te bepoederen. Doordat de insecten zichzelf echter poetsen en daarbij het supplement verwijderen kan men er nooit zeker van zijn dat de reptielen ook daadwerkelijk voldoende vitaminen en mineralen binnenkrijgen als men de insecten gewoon in de bak deponeert. Een eigenaar kan op het spreekuur verschijnen met een reptiel dat verschijnselen van voedingstekort vertoont, terwijl de eigenaar wel degelijk een supplement aan het voer toevoegt. Dit zou men kunnen ondervangen door (een deel van de) bepoederde insecten met de hand of een voerpincet direct aan het reptiel aan te bieden. Men is er dan zeker van dat ze in ieder geval iets binnenkrijgen.

Sommige dieren (al of niet leeftijdsgebonden) zijn voedselspecialisten, die slechts een specifiek soort voedsel accepteren (bijv. vis). Verder zijn ook de omgeving, groepsgenoten (zwakkere dieren kunnen in de verdrukking komen en dienen eventueel apart gevoerd te worden), stress, tijdstip van aanbieden en frequentie van voeren factoren waar men rekening mee dient te houden. (3) Het is bijvoorbeeld belangrijk slangen apart te voeren, omdat het zou kunnen gebeuren dat twee slangen elk aan hetzelfde prooidier beginnen. Het is dan mogelijk dat de ene (grotere) slang, samen met het prooidier, de andere (kleinere slang) opeet(8). Kameleons moeten zelfs individueel gehuisvest worden omdat ze anders geen eigen territorium kunnen vormen en door elkaar gestressed worden waardoor ze niet eten.

Herbivore schildpadden kunnen worden gevoerd met bladgroen (gras, hooi etc.), groenten (aardappel, wortel, bloemkool etc.) en fruit. Ook dierlijk voedsel als honden- en kattenvoer, cottage cheese e.d. dient te worden gevoerd, waarbij de verhouding plantaardig: dierlijk voedsel 3: 1 dient te zijn. Carni- en omnivore schildpadden (moeras- en waterschildpadden) worden vooral met kattenvoer, vis, tubifex, forellenpellets, groenvoer etc. gevoerd. Slangen eten over het algemeen knaagdieren en konijnen, hoewel sommige soorten amfibieën, vis, wormen, slakken of zelfs andere slangen eten. Insectivore hagedissen eten krekels, sprinkhanen, meelwormen en wasmotten waaraan een vitamine/mineralenmengsel is toegevoegd. Omnivore hagedissen (zoals de groene leguaan (Iguana iguana)) eten bladgroen, groenvoer, planten, honden- en kattenvoer aangevuld met een vitamine/mineralenmengsel. Carnivore hagedissen (varanen e.d.) kan men knaagdieren, eieren, blikvoer, eendagskuikens etc. voeren. (8)

De meeste voedingsproblemen komen door een slecht samengesteld dieet, onsmakelijk voer, slecht gevoerde prooidieren (sommige laboratoriumratten hebben vitamine D en Selenium gebrek. (8) ), slechte voedingsmethoden (4)of een combinatie daarvan. In het hierna volgende deel zullen enkele problemen aan de orde komen.

Problemen door fouten in de samenstelling van het voerSkeletafwijkingen door gestoorde stofwisseling

Dit wordt ook MBD (metabolic bone disease) genoemnd en is niet zozeer een enkele ziekte, als wel een term die een groep afwijkingen omvat die de kwaliteit van het skelet aantasten. Het is het lange termijn gevolg van een gebrek aan Ca, vitamine D en / of een verkeerde Ca: P verhouding. Andere oorzaken zijn darmslijmvliesontsteking (en daardoor malabsorptie van Ca en vit. D)(9) en lever-, nier- en schildklierafwijkingen. De klinische gevolgen uiten zich in de vorm van alimentaire secundaire hyperparathyroidie, (schildkliervergroting), osteoporose, osteodystrofie (groeistoornis van beenweefsel), problemen met de voortplanting (sterfte van de jongen kort voordat de eieren uitkomen, neonatale afwijkingen aan bewegingsapparaat etc.) en misvormingen. (3,4)

Calcium is een zeer belangrijk bestanddeel in de voeding van reptielen. Voor een gezonde skeletopbouw is calcium en fosfor nodig. De optimale verhouding Ca: P is 1,2 : 1, hoewel 2:1 ook genoemd wordt.(3) Calcium uit het voer wordt in geioniseerde vorm opgenomen uit de voorste dunne darm. Regulatie vindt direct plaats aan de hand van de calciumconcentratie in het bloed, maar omdat calcium ook een belangrijke rol speelt in nerveuze, cellulaire en andere processen in het lichaam bestaat er ook een hormonale regulatie. Dit is noodzakelijk om de calciumspiegel in het bloed zo nauwkeurig mogelijk ‘af te stellen’. Hierbij spelen het bijschildklierhormoon (PTH), vitamine D en calcitonine (uit de schildklier) een belangrijke rol. (6)

Vitamine D is een ander zeer belangrijk bestanddeel. Alle weefsels bevatten provitamine D3 (7-dehydrocholesterol). Door UV-B (zon)licht (280- 320 nm.) wordt dit in de huid omgezet in vitamine D3. Dit wordt twee maal gehydroxyleerd (in de lever en de nier.) tot de actieve metaboliet 1,25 dihydroxycholecalciferol. Dieren die in terraria gehouden worden staan niet bloot aan UV-B, ook al staat het terrarium in de zon. Het UV-B wordt namelijk door het glas tegen gehouden. Als het voedsel geen of onvoldoende vit. D bevat en er zijn geen UV lampen aanwezig kunnen de dieren in de problemen komen. (6,8,9)Problemen gerelateerd aan vitaminen

Klinische symptomen van calcium- en vitamine D3 tekort

Door onvoldoende verkalking of ontkalking van het skelet kunnen er verschillende afwijkingen ontstaan. Bij schildpadden valt vooral het weke schild op. Bij jonge dieren zijn het vooral de misvormingen die op de voorgrond treden. Krokodillen hebben vaak een afwijkende stand van de kaken en tanden die alle kanten uit kunnen steken. Mader (1996) maakt bij hagedissen (vnl. groene leguanen (Iguana iguana)) onderscheid tussen klassieke MBD dat voornamelijk bij jonge dieren voorkomt en MBD door hypocalcaemie dat voornamelijk bij volwassen dieren voorkomt.

Bij Klassieke MBD ziet men dat de dieren hun romp steeds moeilijker van de grond kunnen tillen. Ook een weke of zelfs buigzame onderkaak is vaak vast te stellen. Jonge groene leguanen (Iguana iguana) blijven er vaak infantiel uitzien omdat de schedel te weinig lengtegroei vertoont. Botbreuken (spontaan!!) van vooral de femur en de humerus komen voor, osteodystrophia fibrosis genoemd (waarbij de lange beenderen en onderkaak verdikken doordat er zich kraakbeen en bindweefsel rond het ontkalkte bot vormt.) En standsafwijkingen van het lichaam completeren het beeld.(3,4)

Bij MBD door hypocalcaemie treden vooral spiertrillingen op de voorgrond. Dit is vaak zeer mooi te zien aan de tenen van voor- en achterpoot. Dit kan uiteindelijk leiden tot krampen en/of tetanie. De twee belangrijkste oorzaken van deze vorm van MBD naast de voeding zijn nierfalen en dracht. (4)

Diagnose

Vooral de anamnese, waarbij ook het dieet bekeken wordt samen met de klinische symptomen leiden al snel tot de verdenking van MBD. Op de rõntgenfoto valt vooral de slechte verkalking van het skelet(3,4) op. Ook zijn fracturen op deze manier goed op te sporen. Het Ca en P gehalte in het plasma wordt vooral gebruikt bij het instellen van een therapie. (4)

Behandeling

In de eerste plaats zal men moeten kijken naar de oorzaken die tot MBD geleid hebben. Vaak zal het dieet aangepast moeten worden, waarbij een vitamine/mineralenmengsel met een optimale Ca:P verhouding (1,2-1) verstrekt moet worden. Ook moet het mengsel vit. D3 bevatten. (3)

Men kan dit mengsel toedienen via het drinkwater (4 gr. Calciumlactaat+10000 IE vit. D3 /L water), door de voedseldieren het supplement te laten eten of voedseldieren ermee te bepoederen.(zie ‘algemeen’). Ook moet men UV lampen aanbrengen of de dieren blootstellen aan direct zonlicht. (3) Sommige soorten zoals de Chileense aardleguaan (Liolaemus cf. chilensis) moeten besproeid worden met water dat vit. D bevat. (8)

Het zieke dier moet i.v.m. het gevaar voor botbreuken ondergebracht worden in een bak zonder klimmogelijkheden en soortgenoten. Eventuele breuken kunnen d.m.v. eenvoudige immobilisatie met behulp van een spalk behandeld worden. Bij schildpadden kan men de extremiteit binnen het schild ‘opvouwen’ en de opening dicht tapen. Verder zal men het dier vaak moeten dwangvoeren daar veel dieren slecht eten.(4)

Calcium kan oraal of IM/SC toegediend worden. Orale toediening kan dmv. 1 ml/kg calciumglubionaat dat elke 12 uur gegeven wordt. Als er gevaar bestaat voor aspiratie kan men calcium beter IM of SC toedienen:100 mg/kg 10% calciumgluconaat. Er dient echter zo snel mogelijk overgestapt te worden op orale toediening. Vit. D wordt IM toegediend: 100 IE/kg.(4) Als het dier een normaal calciumgehalte heeft (en alleen dan !!) kan men volgens de literatuur als aanvulling ook calcitonine, IM 50 IE/kg,toedienen.(4) Dit bevordert de calciumretentie in het skelet doordat de osteoclasten (cellen die beenweefsel absorberen) worden geremd waardoor indirect (via PTH )ook de nieren minder Ca uitscheiden (6)

Vitamine A

Problemen met vitamine A komen vooral voor bij moerasschildpadden (en niet bij landschildpadden, landschildpadden eten veel caroteenbevattend groenvoer dat rijk is aan vitamine A.(1)) Moerasschildpadden als de Roodwangschildpad(Trachemys scripta elegans) worden vaak gevoerd met ‘volledig waterschildpaddenvoer’ of spiervlees. Dit voedsel is echter multideficient waardoor er vaak problemen ontstaan.

Naast calciumtekort (zie MBD) is vooral het tekort aan vitamine A berucht. Het respiratoire, oculaire, endocriene en gastrointestinale epitheel verandert. De cellen worden plat en het epitheel vertoont tekenen van necrose en atrofie. Verhoornde, desquamatieve cellen hopen zich als een kaasachtige massa op in de conjunctivaalzak en later ook in pancreas en nier. Doordat de integriteit van de huid is aangetast kunnen er makkelijk secundaire bacteriële infecties plaatsvinden. (2,3,4,8) Ook kunnen er structurele veranderingen aan het tubulaire epitheel van de nier plaatsvinden en kan de uraat excretie verstoord worden. Dit kan nierfalen tot gevolg hebben. (5)

Klinische symptomen van vitamine A tekort

Meest in het oog springend is de zwelling van de oogleden met ophoping van kaasachtig materiaal. De dieren zijn sloom, eten slecht, zijn benauwd en kunnen uitvloeiing uit ogen en neus hebben. (4) Ook problemen met vervellen zouden op vit.A tekort kunnen wijzen. (1)

Diagnose

De diagnose wordt meestal gesteld aan de hand van de anamnese (voeding!),de klinische symptomen en de resultaten van de behandeling. Vooral de voeding is van belang omdat de klinische symptomen ook andere oorzaken kunnen hebben. Het meten van de retinol concentratie in het plasma en het nemen van een leverbiopt (waarvan de vit. A concentratie bepaald wordt) worden in de literatuur vermeld. (4)

Behandeling

Ook hier zal men eerst het dieet moeten verbeteren. De dieren kunnen gevoerd worden met lever, forellenvoer, kattenvoer e.d. Het zieke dier kan men verder 1500-2000 IE / kg vitamine A SC toedienen, 1 keer per week voor een periode van 2 tot 6 weken (**). Pas op voor overdosering!!(zie tekst) De ogen moeten worden schoongemaakt (omdat de dieren pas weer gaan eten als de ogen weer open zijn) en bij afwijkingen aan het respiratieapparaat kan men antibiotica toedienen. (enrofloxacine 5 mg./kg elke dag voor een periode van 3 weken.)

Vaak zal dwangvoederen plaats moeten vinden en om dehydratie te voorkomen kan men ze elke dag enkele uren in warm water zetten.(4)

(**) Het verschijnsel ‘vitamine A tekort bij schildpadden’ is bij veel dierenartsen wel bekend. Het is dan ook zeer belangrijk om tijdens het afnemen van de anamnese te vragen of het dier al onder behandeling is geweest. Ook zal men het dieet moeten beoordelen op het vit. A gehalte. Laat men dit na, dan zou hypervitaminose A wel eens het gevolg kunnen zijn van een overhaaste therapie. Men mag nooit meer dan 50000 IE/kg toedienen(3) en nooit meer dan 6 keer (dus niet langer dan 6 weken)!!(4)

Klinische symptomen van een overmaat aan vitamine A

De dieren zijn sloom, eten niet en hebben huidproblemen. De huid vertoont hyper- en parakeratose en scheurt gemakkelijk. De vervelling vindt explosief plaats en nieuwe huid is ongepigmenteerd. Er kunnen ontstekingen volgen waarna het dier sterft. (3,4)

Behandeling

Het enige wat men kan doen is stoppen met het toedienen van vit. A injecties. Het voer mag absoluut geen vit. A bevatten. Ondersteunende behandeling kan bestaan uit het voorkomen van dehydratie door baden in warm water en antibiotica i.v.m secundaire infecties e.d. De genezing kan 4 tot 6 maanden in beslag nemen. (3,4)

Vitamine B complex Vitamine B1 (thiamine)

Sommige dieren, zoals ringslangen (Natrix natrix) en kousenbandslangen (Thamnophis spp.), worden in gevangenschap vooral met vis gevoerd.. Vele vissoorten bevatten echter thiaminase in het vlees. Deze stof breekt vit. B1 (thiamine) af. Hierdoor kan een tekort aan vit. B1 ontstaan. (3,4,8)

Klinische symptomen van vitamine B1 tekort

De dieren vertonen ataxie, spiertrillingen, bradycardie en blindheid. De hals wordt krampachtig achterovergestrekt (torticollis) en slangen kunnen hun prooi niet goed meer grijpen. Bij waterschildpadden valt vooral de enophthalmus (het terugzakken van de oogbol in de oogholte) op. (3,4)

Diagnose

De (waarschijnlijkheids)diagnose wordt gesteld aan de hand van het dieet in combinatie met de klinische symptomen.

Behandeling

Allereerst dient het dieet aangepast te worden. De gehele vis moet gevoerd worden. De vis dient 5 minuten bij een temperatuur van 80 ° C verhit te worden zodat thiaminase wordt afgebroken. Verse en vers ingevroren vis die langzaam ontdooid wordt kunnen ook gevoerd worden (3,8) of men kan vis voeren die geen thiaminase bevat zoals wijting. (3) Het is ook mogelijk de dieren kattenvoer of wormen te leren eten.(8)

De zieke dieren kunnen behandeld worden door 25 mg./kg/dag vit. B1 toe te dienen. Dit kan oraal of subcutaan. (4)

Vitamine B4 (biotine)

Over het algemeen is vit. B4 in voldoende mate aanwezig. Een tekort aan vit. B4 komt echter voor bij reptielen die veel rauwe eieren te eten krijgen zoals de eieretende slangen (zoals Dasypeltis en Elachistodon westermanni) en varanen. Rauwe eieren bevatten avidine dat biotine afbreekt. Avidine moet dan wel ruimschoots aanwezig zijn. Dit is niet het geval indien de eieren bevrucht zijn omdat de embryonale ontwikkeling in het ei de avidine verbruikt. (1,4)

Diagnose en klinische symptomen van vitamine B4 tekort De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld aan de hand van het dieet in combinatie met de symptomen. De dieren lijden aan gegeneraliseerde spierzwakte en spiertrillingen.(4)

Behandeling

De dieren dienen alleen gevoerd te worden met gekookte of bevruchte eieren. Ook kan men een biotine supplement aan de voeding toevoegen. Als het enigszins mogelijk is (zoals bij niet- voedselspecialisten als de varanen) moet men overgaan op een gevarieerder dieet dat minder eieren bevat. (1,4)

Vitamine C

Gebrek aan vit. C komt zeer zelden voor. Slangen krijgen een vit. C tekort als ze 6-12 maanden niet hebben gegeten. De huid scheurt dan gemakkelijk.

De behandeling bestaat uit het toedienen van 100 mg/kg vit. C gedurende enkele weken. Verder zal met dwangvoeren begonnen moeten worden. (3)

Vitamine D Bij MBD is besproken wat de gevolgen zijn van een tekort aan vit. D3. Hypervitaminose D3 treedt op als het voedsel teveel vit. D3 bevat of bij overdosering van injecties. Er ontstaat hypercalcaemie (5). Het skelet is onvoldoende verkalkt en er vindt metastatische kalkafzetting plaats in zachte weefsels als het hart en de arteriën.(3)Ook de nieren kunnen aangetast worden wat nierfalen tot gevolg kan hebben.(5)

In het algemeen kan men stellen dat er geen therapie mogelijk is (3), hoewel Mader (1996) melding maakt van behandeling met glucocorticoiden en calcitonine.

Vitamine E

Bij reptielen die met vis gevoerd worden moet men, naast vit. B1 tekort (zie boven), ook oppassen voor een tekort aan vit. E. Als vis veel onverzadigde vetzuren bevat (zoals vette vis (bijv. goudvis)) kan er tekort aan vit. E ontstaan. Ook het voeren van ranzige vis kan tot vit. E tekort leiden. (1,8)

Klinische symptomen van vitamine E tekort

Klinisch vallen vooral de pijnlijke subcutane zwellingen op. Ook eten de dieren niet. Steatitis ziet men vooral bij krokodillen en andere soorten die in het water leven. (4,8)

Behandeling

De behandeling bestaat uit het toevoegen van vit. E (100-400 IE/vis) (2) en het voeren van vis die niet te vet is.

Het voedsel mag dus niet alleen uit goudvissen bestaan. (2,4)

Jodium

Jodiumtekort is een gevolg van een te laag jodiumgehalte in het (oppervlakte)water en/of het verstrekken van supplementen die geen jodium bevatten. Dit kan leiden tot een struma (schildkliervergroting). Dit is met name bekend bij de reuzenschildpadden. Kool, broccoli, raapzaad en mosterd bevatten stoffen die struma bevorderen. Als men teveel van deze voedingsmiddelen voert kan dit tot jodiumgebrek leiden met als gevolg hypothyroidie. (3,4,8)

Klinische symptomen en diagnose

De symptomen zijn niet erg specifiek en beperken zich tot oedeem in de halsstreek. Diagnose volgt door sectie. (3)

Preventie

Het verstrekken van een vitamine/mineralenpreparaat dat 50 mg jodium /kg supplement bevat. (3)

Problemen door foutief voer management

Watervoorziening

Uiteraard hebben reptielen schoon water nodig. Het dient regelmatig ververst te worden en recirculatie is niet aan te raden vanwege het gevaar van besmetting door bacteriën en flagellaten. Ook dient het op een juiste wijze verstrekt te worden, afhankelijk van de diersoort. Niet alle dieren drinken uit een bakje. Sommige dieren (bijv. kameleons) nemen het water druppelsgewijs op en men dient bij zulke dieren dan ook dagelijks te sproeien of een druppelsysteem aan te leggen. Een arbeidsintensieve manier is het direct in de bek druppelen van water m.b.v. een pipet. (3)

Het gevaar van dehydratie bij dieren die stikstof als urinezuur uitscheiden, zou kunnen zijn dat hierdoor het gevaar voor jicht toeneemt. (2) Uraatkristallen slaan hierbij neer in de zachte weefsels en gewrichten en zouden kunnen bijdragen aan nierfalen. Het is dus erg belangrijk de dieren altijd van voldoende water te voorzien.

Vervetting

Zoals bij alle dieren is vervetting vaak het gevolg van een overmatige energietoevoer dat samen gaat met te weinig lichaamsbeweging. Vet hoopt zich op in de buikholte en subcutaan. Ook kunnen organen geïnfiltreerd worden. Met name inactieve soorten als varanen, pythons, krokodillen e.d. lopen verhoogd risico. Sommige reptielen slaan vet op voor de winterslaap (beter gezegd: winterrust) of de reproductie. Indien deze dieren niet aan voortplanting en/of winterrust toekomen kan dit aanleiding geven tot vervetting. (4)

Klinische symptomen van overmatige energietoevoer

Jonge dieren vertonen een ongewoon snelle groei. Bij schildpadden lijdt dit tot verdikking van het pantser en worden de wijfjes veel eerder geslachtsrijp. Bij slangen kan vervetting leiden tot verminderde vruchtbaarheid. (3)

Behandeling

In de eerste plaats zullen de dieren klinisch onderzocht moeten worden om ziekte en aandoeningen als ascites, dracht en tumoren uit te sluiten.

Hierna kan men het dier op dieet zetten waarbij de calorieën langzaam tot 60 % worden teruggebracht. Ook zal de activiteit gestimuleerd moeten worden door kooiverrijking, vergroting van het verblijf etc. Er dient op gelet te worden dat het gewichtsverlies niet meer dan 0,5-1 % van het lichaamsgewicht per week bedraagt.

Het dieet van carnivoren kan bestaan uit het beperkt voeren van (magere) prooidieren. Het dieet van herbivoren zal vooral moeten dienen om de hoeveelheid vet te verminderen en het vezelgehalte te verhogen. Het dieet zal dan ook vooral bestaan uit hooi, groente en fruit en commercieel voer zoals schildpaddenvoer e.d. dient men te vermijden. (4)

Anorexie

Anorexie (niet of slecht eten) kan uiteindelijk leiden tot cachexie (slechte lichaamsgesteldheid met vermagering e.d.) Om te weten wanneer er sprake is van anorexie zal men eerst het normale voederpatroon moeten kennen.

Algemeen kan men stellen dat hoe groter het dier hoe minder vaak het gevoerd dient te worden. Ook dienen juvenielen vaker gevoerd te worden dan adulten. Ook als de temperatuur hoger is en dus ook het metabolisme (zie ‘algemeen’) moet er vaker gevoerd worden. Herbivore en insectivore reptielen dienen elke dag gevoerd te worden. Volwassen waterschildpadden en omnivore schildpadden worden ca. 3 keer per week gevoerd. De meeste slangen eten 1 of 2 keer per week en reuzenslangen ca. elke 6 weken. (8)

Anorexie is vaak een symptoom dat hoort bij een scala van infectieuze en metabole ziekten, fouten in de huisvesting en gedragsproblemen. Het is meestal het gevolg van onjuiste verzorging zonder dat het dier echt ziek is. Er kan sprake zijn van een slechte licht- en temperatuurbeheersing, slechte hygiene, het aanbieden van het verkeerde voedsel, het aanbieden van voedsel op het verkeerde tijdstip of op de verkeerde plaats, het ontbreken van schuilmogelijkheden (stress), een terrarium dat niet voldoet aan de eisen van de soort die gehouden wordt enz. Er kan ook sprake zijn van een fysiologische vastenperiode. Hiervan is sprake als de dieren op het punt staan om te vervellen of in winterrust te gaan. Ook drachtige dieren en mannelijke dieren in het voortplantingsseizoen eten vaak niet. Aandoeningen als gastro-enteritis, stomatitis, obstipatie, ziekte aan orgaansystemen (pneumonie, lever- en nierproblemen, tumoren, jicht enz.), corpora aliena in de bek of afsluiting van de digestietractus (denk aan schildpadden die los door het huis lopen en allerlei steentjes, draadjes e.d. opeten) zijn ook mogelijk.(3,4,7)

Het tekort aan energie leidt uiteindelijk tot vermagering en uitputting. De weerstand neemt af waardoor de dieren gevoeliger zijn voor infecties. Met name bij slangen leidt anorexie tot een vit. C tekort. (3)

Klinische symptomen

De dieren zijn sterk vermagerd. Bij slangen zijn de ribben zichtbaar en bij hagedissen is vooral het bekken goed te zien (later ook de rest van het skelet.). Bij schildpadden kijkt men vooral naar de spieren rond nek en ledematen die sterk kunnen atrofiëren. Indien er sprake is van dehydratie ziet men dat de ogen dieper liggen dan normaal en dat de turgor is afgenomen.(7) Overigens is de turgor bij dieren met een wat stugge huid (schildpadden en sommige hagedissen) moeilijk en bij krokodillen bijna niet te beoordelen. (3)

Diagnose

Het dier zal eerst een gedegen klinisch onderzoek moeten ondergaan waarbij men ook moet uitzoeken tot welke soort het dier behoort. (niet alle eigenaren weten dat). De feces dient op parasieten onderzocht te worden en ook het bloed kan worden geanalyseerd. Radiografie, endoscopie, echoscopie en het nemen van een (aspiratie) biopt kunnen noodzakelijk zijn. (4)

Behandeling

Anorexie is vaak een symptoom, geen ziekte op zich. De behandeling is dus afhankelijk van de oorzaak. Vaak zal de huisvesting aangepast moeten worden en zal men de eigenaar moeten voorlichten hoe hij het best voor de door hem gehouden diersoort kan zorgen. (4)

Vaak zal men het dier een (lange) periode moeten dwangvoeren. Men dient eerst te bepalen hoeveel calorieën het dier nodig heeft voor zijn basale metabolisme. Dit kan men doen aan de hand van de formule:

METABOOL GEWICHT x 10 = kcal/24 uur.

Men gaat uit van het gewicht op het moment dat men begint met bijvoeren en past dat aan naarmate het dier in gewicht toeneemt. Hagedissen en schildpadden kan men meerdere keren per dag bijvoeren met de hand (of voerpincet), bij slangen moet men vaak de prooi direct in de bek duwen waarna het dier de prooi vaak wel doorslikt. Als dit allemaal niet lukt kan men het beste een maagsonde inbrengen en het voedsel op die wijze direct in de maag deponeren. Let er wel op dat de sonde niet in de longen terechtkomt door de glottis zichtbaar te houden en dat de sonde lang genoeg is (uitwendig opmeten.(7) Indien het dier tevens gedehydreerd is kan men ook vocht toedienen via de sonde. Dit kan ook door het dier in een bak lauwwarm water te zetten of (in ernstige gevallen) vocht intra-abdominaal te spuiten. Het vocht bestaat meestal uit een ringerlactaat oplossing. Algemeen geldt de regel dat men een hoeveelheid vloeistof van 2 % van het lichaamsgewicht per 24 uur toe mag dienen.(7)

Prooidieren die bijten

Veel slangen (maar ook wel andere reptielen)worden gevoerd met knaagdieren. Als deze dieren levend in de bak geplaatst worden en de slang eet het dier niet (voor mogelijke oorzaken zie ‘anorexie’), bestaat er een redelijke kans dat het knaagdier aan de slang begint !! De wonden variëren van oppervlakkig tot zeer uitgebreid. Ook is het mogelijk dat de slang wel toehapt, maar er niet in slaagt het knaagdier meteen goed te fixeren. Het prooidier zal dan uiteraard terug bijten, vaak in tong, lippen ogen of kop van het reptiel.

Behandeling

Bijtwonden zijn altijd vuil en dienen altijd goed schoongemaakt te worden. Kleine wondjes kan men behandelen door het dier te baden in een lauwwarme oplossing van Biotex-groen waardoor pus goed oplost. Korsten dient men te verwijderen. Hierna wordt de wond gespoeld met een betadine oplossing en dient men (lokaal) een breedspectrum antibiotica toe. (7) Ernstige wonden moeten onder sedatie of algehele anesthesie behandeld worden. Avasculair en necrotisch weefsel wordt verwijderd en verse wonden kunnen worden gehecht.

Oudere en meer uitgebreide wonden moeten helen door vorming van granulatieweefsel.(secundaire wondgenezing) In dergelijke gevallen dient antibiotica topicaal toegepast te worden.

Wonden in de mond behandeld men met antibiotica (zowel systemisch als topicaal.) Verklevingen kan men tegen gaan met methylprednisolone acetaat.

Ernstige wonden dienen altijd verpakt te worden in (zelfklevend) verband dat regelmatig ververst wordt. Uiteraard dienen de dieren te worden ondergebracht in een schoon terrarium. (4,7)

Preventie

De preventie is simpel: voer geen levende prooidieren. Hier zijn enkele voordelen aan verbonden. In de eerste plaats lopen de reptielen geen onnodig risico. Verder kan men dode prooidieren gemakkelijk invriezen zodat men altijd beschikt over voldoende voedsel. Ook, en dat is zeker niet minder belangrijk, kunnen de prooidieren op een zo humaan mogelijke wijze gedood worden zodat hun lijden tot een minimum wordt beperkt.

Niet alle reptielen accepteren dode prooidieren als ze dat niet gewend zijn. Men kan de dieren ‘trainen’ door onmiddellijk na een levend prooidier een verdoofd dier aan te bieden, gevolgd door een dood dier.

Ook kan men de dode prooi met een tang aanbieden, waarbij het bungelen de beweging nabootst van een levend prooidier. Als de reptielen eenmaal gewend zijn dode prooidieren te eten moet men uiteraard geen levende dieren meer aanbieden.

Indien men er toch voor kiest levende dieren te voeren dient het voeren altijd onder toezicht plaats te vinden. Men geeft het dier 10-15 minuten de kans het prooidier te grijpen. Gebeurt dit niet, dan zal het er waarschijnlijk ook niet meer van komen en moet het prooidier verwijderd worden.

Als toezicht niet mogelijk is dient men een bakje knaagdiervoer in het terrarium te zetten. Dit geeft echter geen absolute zekerheid en men stelt de slang dus bloot aan een risico. Slangen kunnen sterven aan de gevolgen van een (ratten)beet als het prooidier de slang in de nek bijt, vlak achter de occiput. (4,7)  Literatuurlijst

  1. Bruins E: Terrarium encyclopedie. Rebo Productions bv.; 1999. Pp 39-41, 207-211.
  2. Donoghue S: Nutrition of pet amphibians and reptiles. Seminars in Avian and Exotic Pet Medicine, Vol 7, No 3 (juli), 1998: Pp 148-153.
  3. Maas M.F.P.M., Kamp E. van der, Zwart P.: Diergeneeskundig memorandum ‘Reptielen’, 46e jaargang no. 2, 1999.Pp 19,42-47.
  4. Mader DR: Reptile medicine and surgery. W.P. Saunders company; 1996. Pp 144, 148-174, 346-348, 353-355, 382-392.
  5. Miller H.A.: Urinary diseases of reptiles: pathophysiology and diagnosis; Seminars in Avian and Exotic Pet Medicine, Vol. 7, No 2 (April), 1998: Pp 93-103.
  6. Syllabus pathofysiologie, 2e jaar, editie 1998, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht. Pp7-14
  7. Schillemans B: Eerstelijns benadering van enkele aandoeningen bij reptielen. Referaat, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht. Pp 11-12,15-16,24-25
  8. Westerhof I, Kik M.J.L., Kalken C.C. van: Syllabus keuzevak huisvesting, verzorging, voeding en teelt van reptielen en amfibieën. 3e jaar. Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht. Pp 39-43.
  9. Westerhof I, Kik M.J.L., Kalken C.C. van: Reader keuzevak huisvesting, verzorging, voeding en teelt van reptielen en amfibieën. 3e jaar. Faculteit der diergeneeskunde

Bron website: http://www.dierennieuws.nl/reptielen/reptielen-problemen-bij-de-voeding